Advies bomen
Meer informatie onder: nootenboom.net
Addendum
Arborteren van de eindknop - in de loop van het groeiseizoen sterft de eindknop spontaan af (niet onder invloed van omgevingsfactoren)
Accidentele vork - vork die ongepland ontstaat door een lokale externe oorzaak, bv. beschadiging van de eindknop
Acrotonie - de sterkste zijtakken zijn ingeplant bovenaan de groei-eenheid (zie ook Basitonie/Mesotonie)
Adventiefknop - meristeem dat nie geassocieerd is met een bladlitteken, maar gevormd door het cambium
Aftakeling - regressie voor de boom zijn maximale omvang heeft bereikt, onder invloed van omgevingsfactoren
Ageotroop - gedrongen as zonder preferentiële groeirichting (en doorgaans zonder vertakking)
Amfitonie - sterkste ontwikkeling van de zijdelingse (zij-)assen in de structuur van een tak
Apicaal - van de top
Apicale dominantie - dominantie van het uiteinde van de top, die de ontwikkeling van lagere structuren verhindert of vertraagt
Architecturaal model - 24 vaste sets van kenmerken die een bepaalde vorm opleveren (cf. Hallé & Oldeman)
Architecturale eenheid - specifieke uitdrukking van het architecturale model bij een specifieke soort
As - lineair deel van de structuur van een boom, van aan zijn oorsprong tot aan zijn uiteinde
Basitonie - de sterkste zijtakken zijn ingepland onderaan de groei-eenheid (zie Acrotonie/Mesotonie)
Blijvende vork - vork die ontstaat door een (geplande) totale reïteratie, vork tussen 2 gelijkwaardige gestel-takken
Continue groei - groei zonder rustpauze of vertraging in het functioneren van het meristeem, grootte van blad is contant langsheen een as
Continue vertakking - alle okselknoppen lopen uit en vormen gelijkwaardige zij-assen
De-differentiatie - 'upgrade' van een as in de structuur van een boom
Differentiatie - 'downgrade' van een as in de structuur van een boom
Endogeen - eigen aan het organisme, inwendig
Epitonie - sterkste ontwikkeling van de bovenste (zij-)assen in de structuur van een tak
Epifyt- organisme die op levende plant groeit zonder hieraan voedingsstoffen te onttrekken (varens, planten, mossen, kostmossen)
Fyllotaxi - de organisatie/rangschikking van bladeren op een as
Genest model - verschillende architecturale modellen zijn herkenbaar op een verschillende schaal binnen een volwassen boom
Gigantisme - strategie waarbij de boom gedurende zijn hele leven trouw blijft aan zijn architecturaal model (vorm verander niet, de structuur wordt enkel groter)
Groei-eenheid/groeischeut - deel van een as die tijdens één ononderbroken groeiperiode gevormd is (bij ritmische groei)
Hiërarchie - orde en dominantie tussen verschillende assen
Hypotonie - sterkste ontwikkeling van de onderste (zij-)assen in de structuur van een tak
Juveniel - jong
Kortlot - laagste vertwijgingstrap in de structuur van een boom, met een geringe lengtegroei en levensduur en niet vertakt
Latente vork - vork/wachtfase die ontstaat door gebrek aan hiërarchie doordat een omgevingsfactor een beperkende invloed op de fysiologie van de boom heeft (bv. lichttekort)
Laterale bloei - bloei vanuit de okselknoppen
Meristeem - stamcellen die zich kunnen delen, waardoor planten kunnen groeien (apicaal meristeem en cambium)
Mesotonie - de sterkste zijtakken zijn ingeplant in het midden van de groei-eenheid (zie Acrotonie/Basitonie)
Minimale eenheid - kleinste/eenvoudigste structuur in de eindscheut van een boom waarop nog bloei optreedt, tijdens de senescentie
Monopodiaal - de volledige structuur wordt gevormd vanuit hetzelfde meristeem
Natuurlijke kroonreductie - proces waarbij de primaire vervangen wordt door een secundaire kroon uit waterlot lager in de structuur van de boom
Neoformatie - het meristeem groeit en vormt nieuwe fytomeren
Normale vertwijging - scheutarchitectuur die normaal is voor de soort en de levensfase (alle te verwachten vertwijgingstrappen zijn aanwezig)
Omgevingsfactor - alle externe factoren die de groei en de vorm beïnvloeden, bv. wind, regen, zon, schade, ...
Oonomkeerbare aftakeling - aftakelingsproces waarbij geen herstel meer te verwachten is
Ontwikkelingsreeks - afbeeldingen met alle levensfases van een specifieke boomsoort
Ontwikkelingsstadium - levensfase van de boom op basis van zijn ontwikkeling, niet zijn chronologische leeftijd
Orthotroop - opgerichte as met een radiale symmetrie (om een as)
Partiële reïteratie - herhaling van de structuur van de boom, zonder A1 (stam)
Plagiotroop - schuinof horizontaal groeiend as met een bilaterale symmetrie (vlak)
Polyarchie - ontbreken van duidelijke orde en dominantie tussen verschillende assen, waardoor vorken ontstaan
Polycyclisme - de vorming van meerdere groei-eenheden per groeiseizoen
Preformatie - de structuur van de groei-eenheid is voorgevormd aanwezig in de knop en wordt ontplooid
Regressie - afsterven van de top en terugtrekking van de levende delen op lagere positie in de structuur
Reïteratie - herhaling van een deel van de structuur
Ritmische groei - groei afwisselend met een rustpauze of vertraging in het functioneren van het meristeem (<knop)
Ritmische vertakking - niet alle okselknoppen vormen (gelijkwaardige) zij-assen
Sencentie - laatste fase in het leven van een boom, natuurlijke verouderingsmechanisme
Slapende knop - meristeem dat ontstaan is als knop
Stagnatie - scheutarchitectuur waarbij de hoofdas (A1) zeer gedrongen ist van vorm en vooral vorkt ipv te groeien
Sympodiaal - de structuur wordt gevormd door een opeenstapeling van groei-eenheden uit verschillende meristemen, doorgaans zijkoppen
Terminale bloei - bloei vanuit het apicaal meristeem
Totale reïteratie - herhaling van de volledige boom, inclusief de A1 (stam)
Veerkracht/Vitaliteit - de potentie om op een verbetering in de omgevingsfactoren te reageren
Verarmde vertwijging - scheutarchitectuur waarin de hoofdas (A1) nog gevormd wordt, maar de zijassen onderontwikkeld of afwezig zijn
Vertwijgingstrappen - aantal verschillende types assen in de structuur van een boom (A1>A...)
Voortijdige blijvende vork - blijvende vork die ontstaat door zeer goede groei-omstandigheden tijdens de vroege ontwikkeling
Waterlot - alle assen die ontstaan op een onvoorspelbaar tijdstip en een onvoorspelbare plaats in de structuur van de boom
--
Bomen Aanplanten - Kluit, wortelballen of Container (ook verplanten)
Bonheiden - Kapmachtiging - Kapvergunning - Noodkap
Boomspiegel - ruimte rondom de boom
Bodemverdichting - Achteruitgang waar de gezonde bodem structuur verloren gaat
BEA - Boomeffectenanalyse, het effect van werkzaamheden op bomen
DRT - Klimmen met Double Rope Technique
Duffel - Kappvergunning - Natuurvergunning - Aanplant en onderhoud van kleine landschapselementen - EPR
EAC - European Arboricultural Council
ECC - European Chainsaw Certificate
ETW - European Treeworker
ETT - European Tree Technician
Title Text.
EPR - Eikenprocessierups (LIFE - Provincie Antwerpen)
Kroonverankering - Extra veiligheid bij bomen met bijvoorbeeld plakoksel, bomen, stammen of takken verankeren
MTA - Mycological Tree Assessment is een boom-beoordelingsmethode aan hand van zwammen
PPE - Personal Protective Equipment
Paardenkastanjemineermot
Resistograaf - (elektronisch) meet-toestel waarmee aan hand van boringen en weerstand in het hout fysiek en digitaal wordt weergeven
Stormschade - De wet zegt dat er sprake is van een storm vanaf een windkracht van 100 kilometer per uur
SRT - Klimmen met Single Rope Technique
Tomografie - onderzoekstechniek waarbij op basis van geluidsgolven of elektrische weerstand van de inwendige toestand van een boom een beeld wordt gevormd
VTA - Visual Tree Assesment (Belgie: Standaardbestek 250, VVOG)
Uniforme methode - Waardebepaling van bomen (Belgie: Standaardbestek 250, VVOG)
---
abiotisch - (biologie) niet levend, zonder biologische oorsprong
biotisch - (biologie) betrekking hebbend op levensfactoren
turgordruk - de druk van de celinhoud op celwand van planten, schimmels of bacteriën
dentromicrohabitat - de kleine habitat die met een boom geassocieerd is (vooral vert)